Leerdoelen
2e klas:
- Je kunt deze begrippen uitleggen: stof, stofeigenschap, brandbaarheid.
- Je kunt minstens vier stofeigenschappen noemen.
- Je kunt uitleggen hoe je aan onbekende stoffen moet ruiken.
- Je kunt uitleggen waarom je nooit zomaar mag ruiken aan en proeven van stoffen.
- Je kunt voorbeelden noemen van veiligheidsmaatregelen voor het gebruik van stoffen in huis en in laboratoria.
4e klas:
- Je kunt deze begrippen uitleggen: oplosbaarheid, elektrische geleidbaarheid.
- Je kunt minstens zes stofeigenschappen noemen.
Uitleg
Het woord stof kan meerdere betekenissen hebben. Als je het bij NaSk over een stof hebt, gaat het over iets anders dan de stof op een oude kast of de stof waarvan je kleding gemaakt is. Met stof bedoelen we bij NaSk: de materie waar alles om ons heen van gemaakt is.
In het dagelijks leven kom je een heleboel verschillende stoffen tegen. IJzer, koper, water, alcohol, zuurstof en aardgas zijn maar een paar voorbeelden. Het is belangrijk om stoffen te kunnen herkennen. Zo weet je waar de stof geschikt voor is. Sommige stoffen zijn goed voor het schoonmaken zoals afwasmiddel of dikke bleek. Andere stoffen zijn geschikt om te eten. Een stof kun je herkennen aan de stofeigenschappen. Een paar voorbeelden van stofeigenschappen zijn: geur, kleur, smaak, brandbaarheid, oplosbaarheid, giftigheid, kookpunt, smeltpunt en dichtheid. Elke stof heeft een unieke combinatie van stofeigenschappen. Als je genoeg eigenschappen onderzoekt, weet je precies met welke stof je te maken hebt. Ontwerpers kiezen bij het ontwerpen van gebruiksvoorwerpen de meest geschikte stoffen. Dit doen ze ook op basis van de stofeigenschappen.
Om veilig te kunnen werken met gevaarlijke stoffen zijn er veiligheidsmaatregelen bedacht zoals veiligheidsregels, gevarensymbolen op etiketten, brandblussers, branddekens, oogwasflessen, etc. Deze helpen om gevaarlijke situaties te voorkomen en ze te bestrijden. De gevarensymbolen die je op de etiketten van gevaarlijke stoffen terug vindt, geven aan wat de belangrijkste gevaren zijn van de stof. In de afbeelding vind je de meest gebruikte gevarensymbolen en wat ze betekenen. Gevarensymbolen worden ook wel pictogrammen genoemd.
Bij het werken met gevaarlijke stoffen draag je een labjas. En als je met glaswerk werkt draag je een beschermingsbril. Aan onbekende stoffen ruik je door de geur naar je neus te wuiven. Mocht er toch iets mis gaan dan is er speciale apparatuur in het lokaal. Er is een oogdouche voor als je iets in je ogen hebt gekregen. Er is een nooddouche voor als je gevaarlijke stoffen over je kleding hebt gekregen. Er is een branddeken voor als er iemand in brand staat en het blussen van kleine branden. Er is een brandblusser voor het blussen van brand.
Een paar stofeigenschappen op een rij:
De brandbaarheid van een stof geeft aan hoe gemakkelijk de stof kan gaan branden.
De oplosbaarheid van een stof geeft aan hoeveel van een stof in bijvoorbeeld een liter water kan oplossen. Hoe hoger de oplosbaarheid, hoe meer van de stof kan oplossen in dezelfde hoeveelheid water.
De elektrische geleidbaarheid geeft aan hoe gemakkelijk elektrische deeltjes door de stof kan bewegen. Een goede geleider heeft dus een hoge elektrische geleidbaarheid.
Opgaven
Opgave 1
Noem drie voorbeelden van stoffen in het dagelijks leven.
Opgave 2
Leg het verschil uit tussen een stof en een materiaal.
Opgave 3
a) Noem 4 voorbeelden van stofeigenschappen
b) Probeer in je eigen woorden te omschrijven wat een stofeigenschap is.
Opgave 4
Hieronder staan een aantal begrippen. Welke van deze zijn geen stofeigenschappen?
vorm, dichtheid, inhoud, smeltpunt, kookpunt, gewicht, brandbaarheid, oplosbaarheid
Opgave 5
a) Waarom moet je soms veiligheidsmaatregelen treffen als je met stoffen werkt?
b) Leg uit waarom je nooit mag proeven van onbekende stoffen.
c) Leg uit waarom je voorzichtig moet zijn als je ruikt aan onbekende stoffen.
d) Noem 4 voorbeelden van veiligheidsmaatregelen als je werkt met gevaarlijke stoffen.
Opgave 6
Hieronder zie je een paar voorbeelden van plaatjes die je soms op etiketten ziet.

a) Hoe noem je deze plaatjes?
b) Waarom staan deze plaatjes op de etiketten?
c) Geef voor elk plaatje aan, wat het betekent.
Samenvatting
De nummers in deze samenvatting komen overeen met de nummers van de leerdoelen.
2e klas:
- Leer de betekenis van deze begrippen: stof, stofeigenschap, brandbaarheid.
- Vier stofeigenschappen zijn: geur, kleur, smaak, brandbaarheid.
- Je kunt uitleggen hoe je aan onbekende stoffen moet ruiken.
- Je kunt uitleggen waarom je nooit zomaar mag ruiken aan en proeven van stoffen.
- Je kunt voorbeelden noemen van veiligheidsmaatregelen voor het gebruik van stoffen in huis en in laboratoria.
4e klas:
- Je kunt deze begrippen uitleggen: oplosbaarheid, elektrische geleidbaarheid.
- Je kunt minstens zes stofeigenschappen noemen.
Links & downloads