Uitleg
Vaste Stoffen
Stoffen kun je onderverdelen in drie groepen. Je hebt harde stoffen die niet of moeilijk van vorm veranderen zoals de stof waarvan je schaar gemaakt is. Deze stoffen zijn in de vaste fase. Stoffen in de vaste fase zijn moeilijk van vorm te veranderen. Ze houden liever hun eigen vorm. Vaste stoffen zijn ook bijna niet in elkaar te drukken. De voorwerpen in de afbeelding hieronder zijn allemaal in de vaste fase. Goede voorbeelden van vaste stoffen zijn: plastic, steen, beton, marmer en metalen zoals ijzer, koper, zink, lood, goud, zilver.
Vloeibare Stoffen
Je hebt stoffen die je kunt gieten zoals water, ammonia en alcohol. Deze stoffen zijn in de vloeibare fase. Stoffen in de vloeibare fase hebben geen eigen vorm. Wanneer je water in een glas giet, neemt het water de vorm aan van het glas. Giet je het in een ander glas, neemt het water de vorm aan van het nieuwe glas. Vloeistoffen veranderen dus makkelijk van vorm. Ze zijn ook erg moeilijk in elkaar te drukken. Als je een vaste stof helemaal fijn maalt, zoiets als zand of koffiemelk, dan kun je deze stof ook kunt gieten, het lijkt wel vloeibaar. Let op dat dit nog steeds een vaste stof is. Je kan dat ook merken aan het feit dat zand en koffiemelk normaal droog zijn.
Gasvormige Stoffen
En dan is er nog een vorm die je normaal helemaal niet ziet zoals de lucht waar je elke dag doorheen loopt. Dit noemen we de gas fase. In de gasbrander van de luchtbalon hieronder zit een gas dat eruit komt als je de kraan opendraait. Gassen hebben ook geen vaste vorm. Ze nemen de vorm aan van de ruimte waarin ze zitten. Gassen kun je wel heel goed in elkaar drukken. Goede voorbeelden van gassen zijn zuurstof, stikstof, koolstofdioxide en aardgas.
Kristalstructuur
Sommige vaste stoffen hebben een herkenbare kristalstructuur. Water heeft bijvoorbeeld een zeshoekige kristalstructuur. Door deze structuur ontstaan mooie ijsbloemen op ruiten.
(3e klas) Fasen en Moleculen
--------------------------------
Stoffen kunnen in verschillende fasen zijn. De drie bekenste zijn de vaste, vloeibare en gas fase. Deze fasen kun je verklaren met behulp van het molecuulmodel. Het komt door een samenspel tussen de bew eging van de moleculen en de onderlinge aantrekking tussen de moleculen. De beweging van de moleculen hangt af van de temperatuur. Hoe hoger de temperatuur hoe meer ze willen bewegen. Bij kamertemperatuur (20°C) is de bewegingsenergie van de moleculen altijd even groot. De aantrekkingskracht tussen de moleculen bepaalt in welke fase de stof is.
Vaste Stoffen
In een vaste stof is de aantrekking tussen moleculen erg groot. Zo groot dat de bewegingsenergie in de moleculen niet groot genoeg is om ze los van elkaar te krijgen. Ze zitten allemaal keurig gerangschikt in de stof. Elk molecuul heeft zijn eigen plaats. De moleculen kunnen alleen een beetje op hun plek trillen.
Vloeibare Stoffen
In een vloeistof is de aantrekking tussen moleculen niet zo groot. De bewegingsenergie is genoeg om de moleculen een beetje los van elkaar te botsen. Hierdoor krijgen de moleculen de ruimte om vrij door de vloeistof heen te bewegen. De aantrekking is nog wel hoog genoeg om het geheel een beetje bij elkaar te houden. Maar er is weinig kracht nodig om de moleculen los van elkaar te krijgen. In de vloeibare fase worden de buitenste moleculen soms zo hard aangestoten dat ze helemaal los raken van de vloeistof.
Gassen
In een gasvormige stof is de aantrekking veel te klein om de moleculen bij elkaar te houden. De moleculen vliegen vrij rond in de ruimte waarin ze zitten. Ze plakken af en toe aan elkaar als ze elkaar tegenkomen maar laten elkaar ook net zo makkelijk weer los.
Opgaven
Opgave 1
In welke drie fasen kunnen stoffen voorkomen?
Opgave 2
a) Aan welke drie eigenschappen kun je een vaste stof herkennen?
b) Aan welke drie eigenschappen kun je een vloeibare stof herkennen?
c) Aan welke drie eigenschappen kun je een gasvormige stof herkennen?
Opgave 3
Hieronder staan een aantal stoffen. Geef van elk van de stoffen aan of dit normaal een vaste stof, vloeibare of gasvormige stof is.
plastic, zuurstof, ammonia, dikke bleek, steen, aardgas, aluminium, koolstofdioxide, alcohol, glas, stikstof, ijzer, water, mist
Opgave 4
Peter zegt: "Fijn gemalen ijzerpoeder is een vloeistof, want je kunt het gieten." Loes zegt: "Fijn gemalen ijzerpoeder is nog steeds een vaste stof, want ijzer is een vas te stof." Leg uit wie hier gelijk heeft.
Opgave 5
Wolken bestaan uit water. Leg uit dat dit water niet gasvormig kan zijn.
3e klas
------------
Opgave 6
Stoffen kunnen in verschillende fasen voorkomen.
a) Hoeveel fasen zijn er?
b) Hoe noem je de verandering van fase?
c) Hoeveel faseovergangen zijn er?
d) Veranderen de moleculen tijdens een faseovergang?
Opgave 7
Hieronder zie je drie tekeningen van moleculen in de drie fasen.

a) Geef voor elke tekening aan om welke fase het gaat.
b) Wat gebeurt er met het volume van een stof als deze van vloeibaar naar gas overgaat?
c) Wat gebeurt er met de massa van een stof als deze van vloeibaar naar gas overgaat?
d) Wat gebeurt er met de dichtheid van een stof als deze van vloeibaar naar gas overgaat?
Links & downloads