Opgave 1 Met sommige schoonmaakmiddelen moet je voorzichtig zijn. a) Noem drie schoonmaakmiddelen die gevaarlijk kunnen zijn. b) Leg uit wat er gevaarlijk kan zijn aan schoonmaakmiddelen.
Opgave 2 Dikke bleek kan de huid irriteren. Hoe kun je voorkomen dat dit gebeurt terwijl je met dikke bleek aan het schoonmaken bent?
Het woord stof kan meerdere betekenissen hebben. Als je het bij NaSk over een stof hebt, gaat het over iets anders dan de stof op een oude kast of de stof waarvan je kleding gemaakt is. Met stof bedoelen we bij NaSk: de materie waar alles om ons heen van gemaakt is.
In het dagelijks leven kom je een heleboel verschillende stoffen tegen. IJzer, koper, water , alcohol, zuurstof en aardgas zijn maar een paar voorbeelden. Het is belangrijk om stoffen te kunnen herkennen. Zo weet je waar de stof geschikt voor is. Sommige stoffen zijn goed voor het schoonmaken zoals afwasmiddel of dikke bleek. Andere stoffen zijn geschikt om te eten. Stoffen kun je herkennen aan hun stofeigenschappen. Hieronder zie je een paar voorbeelden van stofeigenschappen.
Elke stof heeft een unieke combinatie van stofeigenschappen. Als je genoeg eigenschappen onderzoekt, weet je precies met welke stof je te maken hebt. Ontwerpers kiezen bij het ontwerpen van gebruiksvoorwerpen de meest geschikte materialen. Dit doen ze ook op basis van de stofeigenschappen.
Opgave 3 Vul de volgende woorden op de juiste plek in. Aan de ______________ van een stof kun je herkennen om welke _______ het gaat. Voorbeelden van ___________________ zijn kleur, geur en ______________ .
Opgave 4 Noem 6 voorbeelden van stofeigenschappen.
Opgave 5 Leg in je eigen woorden uit wat het begrip 'stofeigenschap' betekent.
Opgave 6 Noem een stofeigenschap waarmee je de volgende stoffen uit elkaar kunt houden. a) suiker, zout b) water, wasbenzine c) ijzer, aluminium d) aluminium, koper
Opgave 7 Hieronder staan een aantal materialen en voorwerpen. Welk materiaal is geschikt voor welk voorwerp? hout, geodriehoek, steen, flatgebouw, stoel, glas, brug, kunststof, papier, huis, kopje, staal, beton, boek, raam, keramiek,
Opgave 8 Wanneer je water en zout met elkaar mengt krijg je iets dat lijkt op zeewater. Leg uit dat zeewater geen zuivere stof is.
Opgave 9 Hieronder zie je het etiket van een pak frisdrank. a) Leg uit dat deze frisdrank geen zuivere stof is. b) Toch noemen ze dit 100% puur appelsap. Leg uit wat ze hiermee bedoelen.
Om veilig te kunnen werken met gevaarlijke stoffen zijn er veiligheidsmaatregelen bedacht zoals veiligheidsregels, pictogrammen op etiketten, brandblussers, branddekens, oogwasflessen, etc. Deze helpen om gevaarlijke situaties te voorkomen en ze te bestrijden.
Veiligheidsregels In het practicumlokaal houd je jezelf aan veiligheidsregels. Hieronder staan een aantal van dit soort veiligheidsregels:
Denk na over de gevolgen, voordat je iets doet.
Bij werken met een brander heeft iedereen een veiligheidsbril op.
Bij werken met gevaarlijke stoffen heeft iedereen een labjas aan.
Hou looppaden vrij van tassen, krukken of stoelen.
Werk rustig, ren nooit.
Stoffen haal je uit een potje met een spatel.
Sluit potten en flessen direct weer af.
Geknoeide stoffen ruim je direct weer op.
Een reageerbuis vul je nooit verder dan 3 vingers hoog.
Richt verwarmde reageerbuizen nooit op mensen.
Als stoffen op je huid komen, was je ze direct eraf.
Aan het einde van een practicum laat je een schone en droge werkplek achter.
Glaswerk ruim je schoon weer op.
Heet glaswerk spoel je nooit af onder de koude kraan.
Pictogrammen Stoffen kunnen heel gevaarlijk zijn. Daarom is het belangrijk om op potten en flessen duidelijk te zetten welke stof erin zit. Op potten en flessen met gevaarlijke stoffen worden etiketten geplakt. Daarop staat veel meer informatie. Je vindt er bijvoorbeeld pictogrammen die aangeven wat de belangrijkste gevaren zijn van de stof die erin zit. In de afbeelding hieronder vind je de meest gebruikte pictogrammen en wat ze betekenen.
Veiligheidsmateriaal Bij het werken met gevaarlijke stoffen draag je een labjas. En als je met glaswerk werkt draag je een beschermingsbril. Aan onbekende stoffen ruik je door de geur naar je neus te wuiven. Mocht er toch iets mis gaan dan is er speciale apparatuur in het lokaal.
Er is een oogdouche voor als je iets in je ogen hebt gekregen. Er is een nooddouche voor als je gevaarlijke stoffen over je kleding hebt gekregen. Er is een branddeken voor als er iemand in brand staat en het blussen van kleine branden. Er is een brandblusser voor het blussen van brand.
Veiligheidskaart Als meer informatie over een stof wilt weten, kun je de veiligheidskaart ervan opzoeken. Dit is een kaart waarop je allerlei stofeigenschappen van de stof kunt vinden. Je kunt er ook de belangrijkste gevaren vinden van deze stof. Ook kun je vinden hoe je moet handelen als het mis gaat met een stof.
Opgave 10 Hoeveel veiligheidsregels worden er genoemd in het stukje 'veilig werken met stoffen'?
Opgave 11 a) Wat wordt er in de veiligheidsregels gezegd over de tassen? b) Leg uit waarom die regel er in staat.
Opgave 12 a) Wat wordt er in de veiligheidsregels gezegd over heet glaswerk? b) Leg uit waarom die regel er in staat.
Opgave 13 a) Wat wordt er in de veiligheidsregels gezegd over geknoeide stoffen? b) Leg uit waarom die regel er in staat.
Opgave 14 Noem 4 maatregelen die in het NaSklokaal aanwezig moeten zijn voor de veiligheid.
Opgave 15 In een NaSk lokaal hoort een nooddouche te zijn. Waarvoor is er een nooddouche in het lokaal?
Opgave 16 Hieronder zie je een aantal pictogrammen. Geef aan wat deze pictogrammen betekenen.
Opgave 17 Smaak en geur zijn twee stofeigenschappen. Toch moet je voorzichtig zijn met deze eigenschappen als je een onbekende stof wil herkennen. Leg uit waarom je hier voorzichtig mee moet zijn.
Opgave 18 Hieronder worden een aantal stoffen genoemd. Welke pictogrammen horen op deze stoffen? (Als het mag kun je dit opzoeken op het internet of je kunt thuis of in de winkel kijken op het etiket.) a) chloor b) zoutzuur c) ammonia d) wasbenzine e) spiritus f) gootsteenontstopper
branddeken Een deken die je kunt gebruiken om kleine branden te doven.
materiaal Materialen kunnen uit meerdere stoffen bestaan. Materialen, zoals hout en staal noemen we materialen omdat ze uit meerdere stoffen bestaan. Bij hout is het zelfs meer dan gewoon een mengsel. Hout bestaat uit cellen met celwanden, kernen etc. Deze bestaan allemaal weer uit stoffen.
nooddouche Een douche in een practicumlokaal of laboratorium waarmee je gevaarlijke stoffen kunt afspoelen.
oogwasfles Een knijpfles waarmee je je ogen kunt spoelen als je er iets in hebt gekregen.
pictogram Afbeeldingen op etiketten die de belangrijkste gevaren van een stof aangeven.
stofeigenschap Eigenschappen waaraan je stoffen kan herkennen. Voorbeelden zoals geur, kleur, smaak, brandbaarheid, kookpunt, smeltpunt, oplosbaarheid en dichtheid maken het mogelijk stoffen te herkennen.
(zuivere) stof Eén soort moleculen bij elkaar. Voorbeelden van (bijna) zuivere stoffen uit het dagelijks leven zijn: kristalsuiker, keukenzout, soda en gedestilleerd water.
veiligheidskaart Een kaart waarop alle belangrijke eigenschappen van een stof staan. Hierop staan ook de belangrijkste gevaren, hoe je ze moet voorkomen en wat je moet doen als het toch mis gaat.
Je kunt uitleggen wat we bedoelen met het begrip ' stof '. Het woord stof is vergelijkbaar met het woord materiaal. Een groot verschil is dat een materiaal soms uit meerdere stoffen bestaat. Een stof bestaat uit maar één soort moleculen terwijl een materiaal weer uit meerdere moleculen kan bestaan.
Je kunt uitleggen wat een stofeigenschap is. Een stofeigenschap is een eigenschap van een stof waaraan je die stof kunt herkennen. Sommige stoffen hebben hele herkenbare eigenschappen die je meteen herkent. (de geur van ammoniak is snel herkenbaar.) Vaak heb je meerdere eigenschappen nodig om een stof te herkennen.
Je kunt voorbeelden noemen van gevaren in huis en in laboratoria bij het gebruik van stoffen. Stoffen kunnen gevaarlijke eigenschappen hebben. Verkeerd gebruik kan leiden tot aantasting van huid-, slijmvliezen en ogen, vergiftiging, brand of een explosie.
Je kunt uitleggen hoe je aan onbekende stoffen moet ruiken. Houd je neus op afstand van de opening van de fles of pot, wuif met je hand de geur naar je neus en beweeg je neus steeds dichterbij.
Je kunt voorbeelden noemen van veiligheidsmaatregelen voor het gebruik van stoffen in huis en in laboratoria. Het gebruik van pictogrammen, veiligheidskaarten, de oogwasfles, (oog)douche, beschermingsbril, branddeken, brandblusser en labjas zijn voorbeelden van dit soort veiligheidsmaatregelen.