Voorkennis
Geen voorkennis uit deze website nodig.
Leerdoelen
-
Je kunt uitleggen wat een grootheid is.
-
Je kunt een aantal voorbeelden noemen van grootheden.
-
Je kunt uitleggen wat een eenheid is.
-
Je kunt een eenheid noemen voor de grootheden : afstand, tijd, inhoud, oppervlakte, snelheid, temperatuur en de hoek.
-
Je kunt de meest gebruikte zes voorvoegsels uit het metrisch stelsel op volgorde noemen van groot naar klein.
-
Je kunt een meting opschrijven in het natuurkundige en scheikundige formaat.
Uitleg
Meten
Bij NaSk ben je veel aan het meten. Je meet bijvoorbeeld de lengte van een veer, de tijd bij een kabelbaan, de hoek van een lichtstraal of de beeldafstand. Dit zijn allemaal voorbeelden van grootheden. Een grootheid is iets dat je kunt meten en kunt opschrijven als een getal. Bij NaSk ga je veel grootheden tegenkomen. Hieronder zie je een paar voorbeelden.

Eenheden
Elke grootheid kent één of meer bijbehorende eenheden (afbeelding 1). Zo kun je een afstand meten in de eenheid meter. Maar in Engeland gebruiken ze bijvoorbeeld de mile, de inch of de foot. De inch is de dikte van een volwasen duim. Vroeger gebruikten wij in Nederland ook delen van het lichaam zoals de voet, duim en de palm. Maar tussen 1675 en 1983 werd de meter verzonnen. Ja, letterlijk verzonnen. De italiaan Tito Livio Burattini verzon de meter en nu nog ligt er een staaf metaal opgeborgen in Sèvres in Frankrijk die de lengte van de meter aangeeft.

Formaat
Bij natuurkunde en scheikunde hebben we afgesproken hoe je een meting opschrijft. Bij een meting moet je altijd de grootheid en de eenheid noemen. Op die manier voorkom je dat iemand niet begrijpt wat je met een bepaalde meting bedoeld. Als je zegt: "Deze tafel is 75." dan weet niemand precies wat je bedoeld. De tafel kan 75 cm lang zijn, of 75 cm breed. De tafel kan ook 75 mm lang zijn, dan is het een poppenhuistafel. De afspraak is dat je eerst de grootheid opschrijft, dan een '=' teken dan het getal en daarachter de eenheid. Voor de eenheid kan eventueel nog een voorvoegsels uit het metrisch stelsel gezet worden.

Begrippen
-
eenheid
De maat waarin je een grootheid meet. Elke grootheid heeft wel een aantal eenheden waarin je kunt meten. Lengte kun je meten in meters maar ook in mijlen of in duimen. De eenheid staat altijd achter het getal.
-
grootheid
Alles dat je kunt meten noemen we een grootheid. Voorbeelden van grootheden zijn: lengte, breedte, hoogte, afstand, tijd, snelheid, gewicht, inhoud, geluidssterkte, temperatuur, etc. De grootheid staat altijd voor het getal.
Opdrachten Niveau 1
Opgave 1
Hieronder zie je 13 begrippen. Geef van elk begrip aan of het om een grootheid of een eenheid gaat.
lengte, gewicht, graden celsius, temperatuur, minuut, liter, afstand, kubieke meter, gram, oppervlakte, inhoud, tijd, centimeter.
Opgave 2
Noem de 6 voorvoegsels van het metrisch stelsel in volgorde van groot naar klein.
Opgave 3
Hieronder zie je een aantal eenheden. Zoek de juiste eenheden bij elkaar. Schrijf ze als rijtjes naast elkaar in je schrift.
seconde, kubieke centimeter, kilogram, week, gram, vierkante millimeter, meter, milliampère , millivolt, centimeter, kilogram, vierkante kilometer, eeuw, vierkante centimeter, watt, kilometer, kubieke decimeter, milligram, millimeter, ampère, kilowatt, volt, uur, kilovolt, kubieke meter
Opgave 4
In de tekst worden zes voorvoegsels genoemd. In de uitleg wordt daar een trapje van gemaakt. Maar die trap heeft zeven treden in plaats van zes. Waar komt die zevende trede vandaan?
Opgave 5
Hieronder zie je een aantal metingen. Geef bij elke meting aan wat de eenheid is en wat het voorvoegsel is.
a) 44,5 decameter
b) 2,8 kilometer
c) 12 vierkante centimeter
d) 1200 milligram
e) 0,03 deciliter
f) 20 kilogram
g) 40 meter
Opgave 6
Hieronder zie je een aantal metingen in voor jouw nog 'onbekende' eenheden. Toch kun je vast en zeker de voorvoegsels wel herkennen. Schrijf voor elke meting op wat het voorvoegsel is.
a) 4,5 kilovolt
b) 10 milliampère
c) 78 decibell
d) 7,8 kilowatt
e) hectopascal
f) 0,38 kilonewton
Opgave 7
Een grootheid is iets dat je kunt meten.
a) Noem vier voorbeelden van grootheden.
b) Noem voor elke grootheid een bijbehorende eenheid.
Opgave 8
Leg in je eigen woorden uit wat een grootheid is.
Opgave 9
Leg in je eigen woorden uit wat een eenheid is.
Opgave 10
Leg het verschil uit tussen een eenheid en een grootheid?
Opgave 11
Vul in. In het algemeen natuurkundig en scheikundig formaat schrijf je een
meting op als _____________ = _____________ ____________ _______________.
Opgave 12
Schrijf de volgende metingen in het natuurkundig en scheikundig formaat.
a) De temperatuur is 16 graden Celsius.
b) Dit voorwerp is 44,5 centimeter hoog.
c) De pizza was na 18 minuten klaar.
d) Van mijn huis naar school is 2,8 kilometer.
e) In die bak past 2,5 liter water.
f) We hebben 12 vierkante meter vloerbedekking nodig.
Opdrachten Niveau 2
Opgave 13
Leg het verschil uit tussen een grootheid en een eenheid?
Opgave 14
Vorig schooljaar ben je 18 grootheden tegen gekomen.
Elke grootheid had een eenheid en beiden hadden symbolen.
Neem de onderstaande tabel over in je schrift en vul hem verder aan.
grootheid |
symbool |
eenheid |
symbool |
hoek
|
∠
|
|
°
|
|
|
meter
|
|
tijd
|
|
seconde
|
h
|
snelheid
|
|
kilometer per uur
|
m/s
|
|
m
|
|
kg
|
volume
|
|
kubieke meter
|
L
|
|
ρ
|
|
g/cm³
|
|
T
|
|
°C
|
frequentie
|
|
hertz
|
|
|
|
decibel
|
|
kracht
|
|
|
N |
|
g
|
newton per kilogram
|
N/kg
|
spanning
|
|
|
V
|
|
I
|
|
|
weerstand
|
|
ohm
|
|
|
|
joule per seconde watt
|
J/s
|
energie
|
|
kilowattuur
|
J
|
Opgave 15
Schrijf de volgende metingen in het algemeen natuurkundig en scheikundige formaat.
a) Die batterij levert anderhalve volt.
b) Ik heb hier een massablokje van vijftig gram.
c) De hoogte van de deur is tweehonderd centimeter.
d) Het wordt vandaag vierentwintig graden celsius.
e) Met mijn racefiets ben ik een half uur eerder op school.
f) Het kost me honderd newton om de kast te verplaatsen.
g) Op deze stemvork staat achthonderd hertz.
h) De maximumsnelheid is hier zeventig kilometer per uur.
i) Dit blokje zinkt in water want het heeft een massa van vijf gram per kubieke centimeter.
j) Geluid gaat met ongeveer vijfduizend meter per seconde door beton.
Opgave 16
Geef voor de volgende situaties aan wat de grootheid, eenheid en het voorvoegsel is.
(gebruik geen symbolen, maar schrijf ze voluit)
a) 230 V
b) 0,66 s
c) 3,5 kWh
d) 6000 J
e) 65 dB
f) 30 m/s
g) 85,3 °C
h) 2 dm³
i) 423 mg
j) 16,5 °
k) 300 mA
l) 3 kΩ
m) 10 N/kg
n) 56 cm
o) 12 kHz
p) 2,7 g/cm³
q) 800 W
r) 30 cL
s) 7 kN
Samenvatting
-
Je kunt uitleggen wat een grootheid is.
Alles dat je kunt meten en in een getal kunt opschrijven is een grootheid.
-
Je kunt een aantal voorbeelden noemen van grootheden.
Een paar voorbeelden van grootheden zijn: afstand (zoals lengte, breedte, hoogte, dikte), tijd , temperatuur, snelheid , gewicht , de hoek , prijs.
-
Je kunt uitleggen wat een eenheid is.
Een getal op zich zelf zegt niets over een grootheid (voorbeeld: de lengte van die tafel is 7). De eenheid staat altijd achter het getal en geeft het getal een betekenis (voorbeeld: de lengte van die tafel is 7 cm).
-
Je kunt een eenheid noemen voor de grootheden : afstand, tijd, inhoud, oppervlakte, snelheid, temperatuur en de hoek.
- afstand meet je bijvoorbeeld in meter (maar ook mijl, voet, vadem, duim)
- tijd meet je bijvoorbeeld in uur (maar ook minuut, seconde, week, dag, maand)
- inhoud meet je bijvoorbeeld in kubieke meters (maar ook liters, gallons)
- oppervlakte meet je bijvoorbeeld in vierkante meter (maar ook hectare, are, daimat, gras)
- snelheid meet je bijvoorbeeld in kilometer per uur (maar ook meter per seconde, mijl per uur, knopen)
- temperatuur meet je in bijvoorbeeld graden Celsius (maar ook graden Fahrenheit)
- de hoek meet je in graden
-
Je kunt de meest gebruikte zes voorvoegsels uit het metrisch stelsel op volgorde noemen van groot naar klein.
kilo, hecto, deca, deci, centi, milli. (dus niet kilometer, hectometer, decameter, decimeter, centimeter en millimeter)
-
Je kunt een meting opschrijven in het natuurkundige en scheikundige formaat.
voorbeelden:
- Hij deed tien minuten over die opgaven ( tijd = 10 minuten)
- Zijn snelheid was vijf kilometer per uur ( snelheid = 5 kilometer per uur)
- Het is buiten twintig graden Celsius (temperatuur = 20 graden Celsius)
Links & downloads