Je meet de stroomsterkte met een stroommeter. In de afbeelding hierboven zie je een analoge versie die vaak op school gebruikt wordt. Deze stroommeter heeft drie ingangen die aangesloten moeten worden op de positieve kant van de schakeling. Hij heeft maar één uitgang die aangesloten moet worden op de negatieve kan van de schakeling. Mocht je tijdens een practicum de draden van de ingang en uitgang omdraaien, zal de wijzer de verkeerde kant op bewegen.
De Stroommeter aflezen De drie ingangen van de stroommeter hebben te maken met de gevoeligheid van de meter. Als je de bovenste aansluiting gebruikt, heeft de stroommeter een meetbereik van 0 tot 5 ampere. Gebruik je de onderste aansluiting, dan heeft de stroommeter een veel kleiner meetbereik van 0 tot 0,05 ampere. Hieronder zie je nog twee voorbeelden van het aflezen van de stroommeter.
Voor kleine stromen gebruik je het kleinste meetbereik, maar let op. Als je een onbekende stroom gaat meten, moet je altijd beginnen met het grootste meetbereik. Anders zou de stroomsterkte hoger kunnen zijn dan het meetbereik en gaat de stroommeter stuk. Als je meet dat de stroomsterkte binnen een kleiner meetbereik valt, kies dan voor dat kleinere meetbereik, je meting wordt dan nauwkeuriger.
De Stroommeter aansluiten Een stroommeter meet hoeveel deeltjes er per seconde langskomen. Daarvoor moet de stroom door de meter stromen. Als je de stroommeter gaat aansluiten moet je er voor zorgen dat de stroom die je wilt meten door de stroommeter gaat. Daarom sluit je een stroommeter altijd in serie aan.
Opgave 1 a) Hoeveel ingangen heeft de stroommeter voor de elektrische deeltjes? b) Hoeveel uitgangen heeft de stroommeter voor de elektrische deeltjes?
Opgave 2 Hieronder zie je een stroommeter. Bij de rode aansluitingen is een draad aangesloten. Bij die aansluiting staat "0,5". a) Wat betekent de aansluiting "0,5" in dit geval? b) Hoeveel geeft de stroommeter aan als de wijzer op 0,3 staat?
Opgave 3 Hieronder zie je vier stroommeters. Meet bij elke stroommeter af welke stroomsterkte hij aangeeft. (Let op de rode aansluitingen)
Opgave 4 Leg uit waarom je een onbekende stroom nooit mag meten met de stekker aangesloten op de ingang "0,05".
Je kunt een onbekende stroomsterkte meten met de stroommeter. Belangrijk hierbij is dat je de hoogste aansluiting gebruikt. Omdat je nog niet weet hoe groot de stroom is zou de stroommeter kapot kunnen gaan als je de laagste aansluiting als eerste gebruikt. Pas als je hebt afgelezen op de schaalverdeling dat de stroom laag genoeg is voor een lagere aansluiting, mag je de volgende aansluiting gebruiken.