Voorkennis
Voordat je dit artikel bestudeert, zorg ervoor dat je de volgende kennis beheerst.
Leerdoelen
-
Je kunt het symbool voor vergroting noemen.
-
Je kunt uitleggen dat de vergroting geen eenheid heeft.
-
Je kunt de symbolen noemen voor de grootte van het voorwerp en de grootte van het beeld.
-
Je kunt de formule voor vergroting uit het hoofd opschrijven.
-
Je kunt de vergroting bepaling als de grootte van voorwerp en beeld gegeven zijn.
Uitleg
Er zijn veel apparaten waarin lenzen worden gebruikt, zoals de projector, beamer, verrekijker, microscoop, telescoop en de fotocamera. Zelfs in je ogen zitten lenzen om het licht om je heen te projecteren op je netvlies. Bij sommige apparaten wordt het voorwerp vergroot. In de afbeelding hieronder zie je hoe het beeld van een doorzichtige foto wordt geprojecteerd. De projector, beamer microscoop, verrekijker en telescoop vergroten het voorwerp zodat je het beter kunt zien.

De fotocamera verkleint juist het beeld. Hieronder zie je hoe een camera het beeld van een klavertje vastlegt. Het voorwerp is groter dan het beeld dat uiteindelijk gemaakt wordt op een chip die het licht omzet in elektrische signalen. Die signalen kunnen vervolgens worden opgeslagen in het geheugen.

Vergroting
De verhouding tussen de grootte van het beeld en de grootte van het voorwerp noemen we de vergroting. De vergroting heeft als symbool de hoofdletter N. De vergroting reken je uit door de grootte van het beeld (BB') te delen door de grootte van het voorwerp (VV'). De formule voor vergroting is:

Een vergroting groter dan 1 betekent dat het beeld groter is dan het voorwerp. Een vergroting kleiner dan 1 betekent dat het beeld kleiner is dan het voorwerp. Je zou dit een verkleining kunnen noemen. Als de vergroting gelijk is aan 1 is het voorwerp even groot als het beeld.
Begrippen
-
vergroting
De verhouding tussen de grootte van het beeld en de grootte van het voorwerp noemen we de vergroting. De vergroting reken je uit door de grootte van het beeld te delen door de grootte van het voorwerp.
-
verkleining
Een vergroting kleiner dan 1 betekent dat het beeld kleiner is dan het voorwerp. Dit kun je een verkleining noemen.
Opdrachten
Opgave 1
Schrijf de formule voor vergroting op.
Opgave 2
Bereken in de volgende gevallen de vergroting uit.
a) Een diaprojector maakt met een scherm van 3 cm hoog een projectie van 1,23 m.
b) Een camera maakt van een boom van 28 meter een afbeelding van 4 cm hoog.
c) Een fotograaf maakt een foto van 21 cm lang, van een negatief van 4 cm.
d) Een fotocamera maakt een afbeelding van 43 mm van een persoon die 1,8 m lang is.
e) Wat betekent het, als de vergroting kleiner is dan 1?
f) Kan de vergroting ooit kleiner zijn dan nul?
Opgave 3 (knipbladvraag)
Hieronder zie je twee dezelfde constructiekruisen. Het enige verschil is de voorwerpsafstand.
a) Teken voor beide constructiekruisen het beeld van de pijl.
b) Bij welk constructiekruis is het beeld het grootst?
c) Hoe groot is het voorwerp?
d) Hoe groot is het beeld bij constructiekruis A?
e) Hoe groot is het beeld bij constructiekruis B?
f) Wordt het beeld groter of kleiner als je het voorwerp naar de lens toe beweegt?
Opgave 4 (knipbladvraag)
Hieronder zie je een constructiekruis. In het kruis is links een pijl getekend dat het voorwerp voorstelt.
a) Hoe groot is het voorwerp?
b) Construeer het beeld van de pijl.
c) Hoe groot is het beeld.
d) Bereken de vergroting.
Opgave 5 (knipbladvraag)
Hieronder zie je een constructiekruis. In het kruis is links een pijl getekend dat het voorwerp voorstelt.
a) Hoe groot is het voorwerp?
b) Construeer het beeld van de pijl.
c) Hoe groot is het beeld.
d) Bereken de vergroting.
Opgave 6 (knipbladvraag)
Hieronder zie je een constructiekruis. In het kruis is links een pijl getekend dat het voorwerp voorstelt.
a) Hoe groot is het voorwerp?
b) Construeer het beeld van de pijl.
c) Hoe groot is het beeld.
d) Bereken de vergroting.
Opgave 7 (knipbladvraag)
Hieronder zie je een constructiekruis. In het kruis is links een pijl getekend dat het voorwerp voorstelt.
a) Hoe groot is het voorwerp?
b) Construeer het beeld van de pijl.
c) Hoe groot is het beeld.
d) Bereken de vergroting.
Samenvatting
-
Je kunt het symbool voor vergroting noemen.
Het symbool voor vergroting is de hoofdletter N.
-
Je kunt uitleggen dat de vergroting geen eenheid heeft.
Vergroting heeft geen eenheid omdat je de vergroting uitrekent door twee lengte's door elkaar te delen.
Net zoals 6 gedeeld door 6 gelijk is aan 1, zo is ook cm gedeeld door cm gelijk aan 1. Deze 1 wordt weggelaten.
-
Je kunt de symbolen noemen voor de grootte van het voorwerp en de grootte van het beeld.
De grootte van het voorwerp wordt vaak geschreven als VV'
De grootte van het beeld wordt vaak geschreven als BB'
-
Je kunt de formule voor vergroting uit het hoofd opschrijven.

-
Je kunt de vergroting bepaling als de grootte van voorwerp en beeld gegeven zijn.
Dit is een praktische vaardigheid
Stappen:
- Kies een afstand die je gaat vergelijken bij het voorwerp en het beeld. (bijvoorbeeld de lengte of breedte)
- Meet bij het voorwerp en het beeld deze afstand en schrijf deze op met symbolen.
- Schrijf de formule op.
- Vul de formule in.
- Reken de vergroting uit.
Links & downloads