Uitleg
De wet van Ohm geldt op elke plaats in een schakeling. Dat geeft ons de mogelijkheid om te begrijpen hoe de spanning verandert binnen een serieschakeling en een parallelschakeling.
Spanning in een serieschakeling
Eerder heb je al geleerd dat je de weerstanden bij elkaar op mag tellen, wanneer je twee weerstanden in serie schakelt. Je hebt ook al geleerd dat de stroomsterkte bij een serieschakeling overal gelijk is. Als de wet van Ohm dan moet blijven gelden, moet de spanning zich over de twee weerstanden verdelen.

In de schakeling hierboven is een batterij van 30 V aangesloten op twee weerstanden van 5 en 10 ohm. De totale weerstand is 5 + 10 = 15 ohm. Hierdoor loopt er een stroom van 2 ampere. Door weerstand R1 van 5 Ω loopt ook 2 ampère. De spanning over R1 moet dan zijn U = I x R = 5 x 2 = 10 volt. Voor weerstand R2 moet dat 20 volt zijn. U1 en U2 zijn samen weer de totale spanning van 30 volt. De algemene formule voor spanning in serieschakelingen ziet er zo uit:
Utot = U1 + U2 + ...
Spanning in een parallel
In parallelschakelingen wordt de stroomsterkte verdeeld over meerdere stroomkringen. De spanning blijft echter overal gelijk.

In de schakeling hierboven is een batterij van 30 volt aangesloten op twee weerstanden van 5 en 10 ohm. De totale stroomsterkt door de schakeling is 9 A. Omdat de weerstand R1 lager is gaat twee derde van de totale stroomsterkte dus 6 A. De spanning over R1 moet dan zijn U1 = I1 x R1 = 6 x 5 = 30 A. Voor over R2 is dat ook 30 volt (3 x 10). De algemene formule voor spanning in parallelschakelingen ziet er zo uit:
Utot = U1 = U2 = ...