Inleiding
Met een stroommeter kun je het aantal elektrische deeltjes door een geleider meten. Dit doe je door vlak voor de ingang of vlak na de uitgang van het apparaat de stroommeter aan te sluiten in dezelfde stroomkring. Maar eigenlijk meet je dan nog niet de stroom door het apparaat maar de stroom vlak voor of na het apparaat. Waarom dit toch zo werkt leer je in dit practicum.

Onderzoeksvraag
Verandert de stroomsterkte tussen twee apparaten?

Voorkennis
Voordat je dit artikel bestudeert, zorg ervoor dat je de volgende kennis beheerst.

• De Stroommeter

Materialen & Opstelling

• 1x voedingsapparaat

• 1x statiefvoet

• 3x rood draadje     

• 2x zwart draadje

• 2x lampje (6V)

• 1x stroommeter

Werkwijze

Bij dit practicum gaat het om de stroomsterkte. We gaan die meten in de onderstaande schakeling.

We gaan de stroomsterkte op drie plaatsen meten, namelijk punten 1, 2 en 3.

Zet het voedingsapparaat aan en stel hem in op 6 volt.

Maak de schakeling zoals hieronder.
(Let op, je moet zelf bedenken welke rode aansluiting op de stroommeter je moet gebruiken.)

De stroommeter zit nu aangesloten voor lampje A.
Dit is punt 1 in de schakeling. Schrijf in je schrift de stroomsterkte door punt 1.
I₁ = _____ A

Maak de schakeling zoals hieronder.
(Let op, je moet zelf bedenken welke rode aansluiting op de stroommeter je moet gebruiken.)

De stroommeter zit nu aangesloten tussen lampje A en B.
Dit is punt 2 in de schakeling. Schrijf in je schrift de stroomsterkte door punt 2.
I₂ = _____ A

Maak de schakeling zoals hieronder.
(Let op, je moet zelf bedenken welke rode aansluiting op de stroommeter je moet gebruiken.)

De stroommeter zit nu aangesloten na lampje B.
Dit is punt 3 in de schakeling. Schrijf in je schrift de stroomsterkte door punt 3.
I₃ = _____ A

Opgave A
Zat er veel verschil tussen de stroomsterktes in punt 1, 2 en 3?

Opgave B
Stroomsterkte is het aantal elektrische deeltjes dat langskomt. Vind je het logisch dat het aantal elektrische deeltjes door lampje A  en lampje B in deze schakeling net zo groot zijn?

Opgave C
Geef nu antwoord op de onderzoeksvraag.