Opdrachten
Opgave 1
Bij wiskunde heb je geleerd over kijklijnen. Leg in je eigen woorden uit wat een kijklijn is.
Opgave 2 (knipbladvraag)
De katten in de tekening hieronder hebben last van een ware muizenplaag. Gebruik kijklijnen om te bepalen hoeveel muizen de katten kunnen zien.
a) hoeveel muizen ziet de bruine kat?
b) hoeveel muizen ziet de gele kat?

Opgave 3
Wat is een puntbron?
Opgave 4
Wat is een schaduw?
Opgave 5
Leg uit hoe een schaduw ontstaat.
Opgave 6
Hoe heten de lichtstralen die je tekent om het schaduw gebied te vinden?
Opgave 7
Waarom zijn schaduwen van de zon in de middag korter dan in de ochtend of avond?
Opgave 8
Je hebt een lamp dichtbij een voorwerp staan. Je schuift de lamp verder weg van het voorwerp. Wanneer ontstaat er een grotere schaduw achter het voorwerp?
Opgave 9
Krijg je bij een doorzichtig voorwerp ook een schaduw?
Opgave 10
Wat is het verschil tussen een randstraal en een kijklijn?
Opgave 11
Een zaklamp belicht je vanaf je linkerkant. Welk deel van jouw is in de schaduw?
Opgave 12
Stel je hebt een voorwerp voor een scherm staan dat je belicht met een zaklamp. Achter het voorwerp ontstaat een schaduw. Op welke drie manieren kun je die schaduw groter maken?
Opgave 13 (knipbladvraag)
Hieronder zie je een tekening van een lampje dat een voorwerp belicht voor een scherm. Teken met behulp van randstralen waar de schaduw zit.

Opgave 14 (knipbladvraag)
Hieronder zie je een man die onder een lantaarnpaal staat. Teken met behulp van randstralen de schaduw van de man op de grond.

Opgave 15 (knipbladvraag)
Hieronder zie je vier tekeningen van een man die van rechts naar links onder een lamp doorloopt. De lamp is alleen niet getekend. Je ziet wel de schaduwen op de grond. Bepaal met behulp van randstralen waar de lamp zit.
