Gegevens verzamelen
In deze eerste stap moet je uit de tekst drie grootheden zoeken. Twee van deze grootheden hebben een waarde. Schrijf die eerst op in afkortingen:
voorbeeld
"een auto heeft een snelheid van 20 kilometer per uur."
wordt:
v = 20 km/h
De derde grootheid die je moet zoeken heeft geen waarde. Schrijf die ook op en geef met een vraagteken aan dat je de waarde nog niet weet. Als er gevraagd wordt deze in een bepaalde eenheid uit te rekenen, zet die er dan ook achter. Dat is handig voor een latere stap.
voorbeeld
"Bereken de tijd die de auto nodig had in uren."
wordt:
t = ? h
Tip 1
De naam van de grootheid staat soms niet in de tekst. Toch kun je herkennen om welke grootheid het gaat, als je de eenheden goed kent.
Tip 2
De eenheden staan bijna altijd afgekort in de tekst (bv. kg = kilogram). Als je de afkortingen niet goed uit het hoofd kent, zul je moeite hebben ze bij de juiste grootheid te zetten.
Gegevens omrekenen
De gegevens die je bij een opgave krijgt staan niet altijd in de juiste eenheid. Voordat je de gegevens in de formule invult, moet je ze omrekenen. Of je moet omrekenen kun je op twee manieren herkennen.
optie 1 - bij samengestelde eenheden
Bij samengestelde eenheden kun je zien of de andere grootheden in de juiste eenheid staan. Kijk waaruit de samengestelde eenheid in opgebouwd. Zo weet je ook welke eenheden erbij horen.
voorbeeld:
km/h is samengesteld uit km en h.
Staan de andere grootheden niet in km of h, dan moet je omrekenen.
optie 2 - bij formules met vaste eenheden
Sommige formules hebben standaard eenheden. Als je ziet dat je gegevens niet in deze standaard eenheden staan, moet je omrekenen.
voorbeeld:
U = I x R heeft de standaard eenheden volt, ampère en ohm.
Staat je spanning in kilovolt? Dan moet je omrekenen naar volt.
Tip1
Leer het metrisch stelsel goed uit het hoofd. Die heb je bij het omrekenen het meest nodig.
Tip2
Het metrisch stelsel gaat verder dan kilo en milli. Het kan voorkomen dat je ook moet omrekenen tussen giga-, mega- en micro-. Op deze pagina vind je meer informatie.
De juist formule zoeken
Aan de afkortingen van je gegevens kun je zien welke formule erbij past.
voorbeeld:
s = 20 km
v = 5 km/h
t = ?
hierbij hoort de formule s = v x t
Schrijf deze formule zo op, dat de gevraagde grootheid vooraan staat. Dit noemen we ombouwen. Zet in de formule getallen waarbij de formule nog klopt. Hou je vinger op het getal dat hoort bij de gevraagde variabele. Bepaal hoe je met de overgebleven getallen het afgedekte getal uitrekenen.
In deze video wordt het nog eens uitgelegd.
Tip 1
Hou de getallen lekker simpel 6 = 2 x 3 werkt prima!
Tip 2
Oefen het ombouwen apart van de rekenvragen totdat je het goed kan.
Gegevens invullen
Nu gaan we de gegevens invullen in de formule. Heb je omgerekend, dan gebruik je de omgerekende waardes. Vervang elke letter uit de formule, met het getal uit je gegevens.
voorbeeld
t = 5 h
s = v x t wordt s = v x 5
Tip1
Gebruik geen eenheden in de formule. Dat maakt het alleen maar onoverzichtelijk.
Antwoord geven
Reken de som die in de vorige stap is ontstaan uit. Schrijf je antwoord op met afkortingen. Zet de grootheid netjes vooraan en vergeet vooral de eenheid niet.
Weet je niet welke eenheid er moet staan dan zijn er twee opties.
optie 1 - bij samengestelde eenheden
Bij samengestelde eenheden kun je zien of de andere grootheden in de juiste eenheid staan. Kijk waaruit de samengestelde eenheid in opgebouwd. Zo weet je ook welke eenheden erbij horen.
voorbeeld:
km/h is samengesteld uit km en h.
Staan de andere grootheden niet in km of h, dan moet je omrekenen.
optie 2 - bij formules met vaste eenheden
Sommige formules hebben standaard eenheden. Als je ziet dat je gegevens niet in deze standaard eenheden staan, moet je omrekenen.
voorbeeld:
U = I x R heeft de standaard eenheden volt, ampère en ohm.
Staat je spanning in kilovolt? Dan moet je omrekenen naar volt.
Antwoord omrekenen
Controleer of je antwoord in de eenheid staat, die gevraagd werd. De gevraagde eenheid heb je als het goed in bij je gegevens opgeschreven. Anders kun je natuurlijk ook de vraag opnieuw lezen.
voorbeeld
t = 2 h
v = 4 km/h
s = ? m
...
v = 8 km = 8000 m
Tip 1
De berekening voor het omrekenen hoef je niet op te schrijven.
Tip 2
Leer het metrisch stelsel goed uit het hoofd. Die heb je bij het omrekenen het meest nodig.